Seksuele voorkeur en seksueel verlangen

In de "Internationale classificatie van psychische storingen" van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt pedofilie als "storing van de seksuele voorkeur” beschreven.   Seksuele voorkeur of seksueel verlangen is een complex gegeven.  Een seksuologische analyse brengt drie elementen in kaart :  voorkeursgeslacht waar het verlangen naar uitgaat (mannelijk, vrouwelijk, beide) ; welk stadium van lichamelijke ontwikkeling de voorkeur geniet (prepubertair, vroegpubertair, pubertair, volwassen, eventueel ook hoogbejaard) ; welke andere eventuele kenmerken van een partner of van een handeling een bijzondere voorkeur genieten (bv. vastbinden, schoenen, pamperen, ...)

Deze seksuele voorkeur ontwikkelt zich tot in de adolescentie en blijft daarna meestal stabiel.  Een volwassen persoon kan daarom zijn seksuele voorkeur als iets ervaren waar hij niet meer vrij voor kan kiezen.  De belangrijke seksuoloog John Money spreekt daarom van een “love map”, een psychische liefdeskaart waarop beschreven staat wat iemand als seksueel opwindend beleeft en wat niet. Vaak staat op die denkbeeldige kaart ook genoteerd wat ‘hoort’ en wat niet, en hoe je dient te reageren op seksuele situaties.

Deze seksuele voorkeur kan zich op drie seksuele ervaringsdomeinen uiten :

  1. Er horen seksuele fantasieën bij die een rol spelen minstens bij het masturberen.  Seksuele fantasieën kunnen vele vormen aannemen, bv. herinneringen aan films of eigen ervaringen, een wirwar aan beelden en flitsen, tot en met een uitwerkt verhaal dat zich “in het hoofd afspeelt”.
  2. Seksuele handelingen kunnen aansluiten bij de seksuele voorkeur en de seksuele fantasieën, maar ze kunnen daar ook van afwijken.  
  3. Ten derde heeft ieder ook een seksueel zelfbeeld.  Dat kan heel stabiel zijn (bv. “ik ben hetero” – “ik hou van wisselende partners” – “voor mij hoeft seks niet elke week”).  Bij dit zelfbeeld kan ook een beoordeling horen over de eigen seksuele fantasieën en handelingen (bv “het is niet oké zoveel naar porno te kijken” – “ik ben er niet klaar mee dat ik homogericht ben”).  

Deze drie ervaringsdomeinen kunnen samenvallen, kunnen gedeeltelijk overlappen en kunnen ook afwijken van elkaar.  Seksuele fantasieën en impulsen (domein 1) rechtstreeks beïnvloeden en veranderen is zeer moeilijk en misschien wel onmogelijk.  Proberen om ongewenste fantasieën niet meer te voeden en ze daardoor in intensiteit te laten afnemen en ze zo eventueel “uit te doven”, is voor sommigen een mogelijkheid maar vraagt veel motivatie, energie en doorzettingsvermogen.  

Er liggen echter meer therapeutische mogelijkheden op de twee andere domeinen : seksuele handelingen en het seksuele zelfbeeld.  Een voorbeeld in de niet-strafbare seksuele sfeer kan dit duidelijk maken.  Marc voelt zich seksueel aangetrokken tot andere volwassen mannen en fantaseert ook over hen.  Maar in de praktijk heeft hij enkel seksueel contact met vrouwen.  Hij denkt over zichzelf :  “ik ben biseksueel”.  Hij praat hierover met vrienden (of misschien ook met een therapeut) en besluit het erop te wagen om zijn seksuele fantasieën te volgen en contact met een man te zoeken.  Indien hij zijn eerste homo-erotische ervaringen positief beleeft, zou Marc tot het besluit kunnen komen om zich als homo te outen.  Zijn zelfbeeld verandert hierdoor.  Gedrag, fantasieën en zelfbeeld hoeven dus niet samen te vallen.  Het leven is wellicht gemakkelijker, indien dat wel het geval is.  Maar het is niet noodzakelijk en het leven wordt er ook niet ondraaglijk moeilijk door.  Hierin ligt een belangrijke therapeutische mogelijkheid voor wie pedofiele of hebefiele (Wat is pedofilie? Wat is hebefilie (of efebofilie)?) fantasieën heeft.