Vragen - FAQ
Er leven in de samenleving heel wat vragen over hulp aan plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit gedrag en zeker seksueel misbruik op kinderen beroert velen tot in hun hart. Hulp aan plegers van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag is dan ook een thema waarvoor veel belangstelling bestaat. Ofwel zijn de verwachtingen hoog gespannen en is er een nieuwsgierigheid wat deze hulp allemaal kan waarmaken. Ofwel is er ongeloof en wantrouwen en stelt men zich vragen of er wel een alternatief is voor levenslange opsluiting. I.T.E.R. wordt dan ook met vele vragen geconfronteerd. We willen in deze rubriek de meest gestelde vragen beantwoorden, omdat we ervan uitgaan dat deze vragen terecht zijn. De maatschappij investeert geld in gespecialiseerde hulpcentra en heeft dus recht op antwoorden.
Deze webstek gaat niet over misbruik in het algemeen maar over hulp aan plegers. Toch vinden we het nuttig om ook enkele vragen over misbruik te beantwoorden, omdat dit duidelijk maakt hoe we er mee aan de slag gaan. Bij de meeste vragen hebben we één belangrijk artikel of boek vermeld waarin de geïnteresseerde lezer zich verder kan verdiepen.
13 - Wat is daderhulp? dadertherapie? daderzorg?
< Terug naar overzichtDeze vraag kan op veel manieren beantwoord worden en eigenlijk gaat heel dit boek hierover. In onze visietekst schetsen we de achtergrond en basisprincipes waarop daderhulp rust. Bij daderhulp gaat het om belangrijke dingen: misbruik, slachtoffers, seksuele integriteit, perversie, … Terugvalpreventie, het voorkomen van nieuw misbruik, staat centraal in deze therapievorm. Er bestaan verschillende internationale beroepsverenigingen van daderhulptherapeuten en daderhulpcentra. Er wordt ook heel wat onderzoek en wetenschappelijk werk verricht om een beter zicht te krijgen op de problematiek van daders en op de beste manier om er een therapeutisch antwoord op te bieden. Goede therapieprogramma's moeten zeker de volgende elementen bevatten:
- een grondige analyse van de feiten op delictniveau en van de problemen van de dader op persoonsniveau
- een multidisciplinaire teamaanpak waarbij psychiatrische, psychologische, seksuocriminologische en sociale benaderingen elkaar moeten aanvullen
- gebruik maken van specifieke therapeutische technieken om te werken met weinig gemotiveerde daders en om vaardigheden te stimuleren die terugvalpreventie bevorderen
- vertrekken vanuit een breed therapeutisch instrumentarium dat doelgericht kan ingezet worden en dat naast cognitieve gedragstherapie als basisbenadering ook medicamenteuze therapie, groepstherapie, gesprekstherapie, partner- en systeemtherapie, klassieke gedragstherapie, relationele en seksuele vorming en andere moet kunnen aanbieden
- samenwerken met gerechtelijke en andere verwijzende instanties vanuit respect voor ieders eigenheid
Al deze technieken en benaderingen staan in functie van twee doelstellingen: terugvalpreventie en delictverwerking. Terugvalpreventie ligt voor de hand, daar gaat het om: voorkomen dat opnieuw slachtoffers gemaakt worden. Daderhulp is preventieve slachtofferhulp wordt wel eens in sloganvorm gezegd. Maar delictverwerking hoort er ook bij. Een dader moet in het reine komen met zijn vroegere feiten. Hij moet het ware misbruikkarakter ervan leren inzien en de schade die hij heeft aangericht. Slachtoffers spreken vaak van "een pijn in het hart" als de ergste en moeilijkst te genezen pijn als gevolg van misbruik. Daders die ernstig over hun delict gaan nadenken, voelen vaak een gelijkaardige pijn. Ze moeten de gepleegde feiten een plaats in hun leven kunnen geven en er zich mee verzoenen dat ze er nog hun hele leven op aangesproken kunnen worden.
Naast deze basisdoelstellingen zijn er enkele afgeleide doelstellingen die direct in functie van het hoofddoel staan: verantwoordelijkheid opnemen, zichzelf beter leren kennen, verhoogde impuls- of zelfcontrole, betrouwbaarheid in relaties en respect voor anderen en zichzelf, beter inlevingsvermogen in het algemeen en in het slachtofferleed in het bijzonder.
1. Bevorderen van verantwoordelijkheid
Misbruik is onverantwoordelijk gedrag. Wie over de hele lijn verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf en voor de mensen met wie hij omgaat, pleegt geen misbruik. De eerste stap naar verantwoordelijk gedrag is om verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen feiten. Ook voor slachtoffers is het belangrijk te weten dat in daderhulp die door de samenleving georganiseerd wordt, aan verantwoordelijkheid gewerkt wordt. Wie verantwoordelijkheid neemt, ontkent, minimaliseert en verdraait het misbruik niet. Hij komt uit voor wat hij gedaan heeft en stelt zich aansprakelijk voor de gevolgen.
2. Bevorderen van betrouwbaarheid en respect in relaties
Onbetrouwbaarheid heeft iets besmettelijks. Plegers vinden in hun verleden vaak momenten en situaties waarin anderen onbetrouwbaar geweest zijn ten opzichte van hen. Dat maakt misbruik misschien begrijpelijk, maar praat het in geen geval goed. De verantwoordelijkheid blijft bij de pleger liggen. Er zijn mensen die verschrikkelijke dingen (ook misbruik) in hun jeugd hebben meegemaakt en toch geen pleger geworden zijn. Ze hebben andere oplossingen gevonden voor de verwerking van hun jeugdtrauma's (bv. therapie volgen). Zonder betrouwbaarheid eindigt samenleven in verraad, achterbaksheid, achterklap, oplichting, geweld, misbruik. Ook "geweldloos" kan men misbruik maken van vertrouwen en getuigen van onbetrouwbaarheid. Betrouwbaarheid heeft met respect te maken. Respect voor het anderszijn van de andere, maar ook respect voor zichzelf.
3. Bevorderen van inlevingsvermogen
Begrip en respect voor anderen kan men maar opbrengen, als men zich ook minstens een beetje in hen kan verplaatsen. Lukt dat niet, dan weet je helemaal niet wie die andere mensen zijn, wat ze bezighoudt, hoe ze denken, wat ze voelen, … Inlevingsvermogen is dus een algemeen menselijke vaardigheid die in alle dagdagelijkse situaties van pas komt. Maar het is des te belangrijker bij misbruik. Plegers van zedenfeiten missen ofwel de nodige inleving om te beseffen wat ze hun slachtoffers aandoen, of ze misbruiken hun inlevingsvermogen juist om gemakkelijker het vertrouwen van hun slachtoffers te kunnen winnen. In beide gevallen schort er iets aan dat inlevingsvermogen en is het dus belangrijk dat er in therapie aan gewerkt wordt.
4. Bevorderen van zelfkennis
Alle verandering begint bij zelfkennis. Plegers hebben vaak een heel gebrekkige zelfkennis. Ze weten niet wat binnenin hen leeft: welke gevoelens, stemmingen en impulsen spelen een rol in het totstandkomen van gedrag? Misbruik wordt op gang gezet door een misbruikketting (zie vraag 6). Een misbruikketting is een opeenvolging van gebeurtenissen die aan het misbruik voorafgaan. Gevoelens, fantasieën, denkfouten maken deel uit van die ketting. Die moet een pleger bij zichzelf leren herkennen. Hij moet weten wat de tekenen zijn die erop wijzen dat hij zich op misbruikpad bevindt. En dus moet hij zichzelf beter leren kennen. Vanuit een grotere zelfkennis (ook wat zijn "duistere kanten" zijn) wordt ook een grotere impuls- en zelfcontrole mogelijk.
5. Daarenboven: Bevorderen van levenskwaliteit
Daderhulp is weliswaar een bijzondere vorm van therapie, maar het hoort thuis bij de hulpverlening aan personen. Daderhulp kent speciale doelstellingen (zie hierboven) en veel plegers komen verplicht naar therapie (zie vraag 15). Maar het is en blijft therapie. En therapie is bedoeld om de levenskwaliteit van cliënten te verbeteren. En dat is ook voor daderhulp het geval. Daderhulp wordt dan daderzorg. Daderzorg is een raar woord. Het klinkt bij sommigen alsof de dader extra zorg behoeft. Dat is het natuurlijk niet. Maar een dader die verantwoordelijkheid opneemt, die zijn vroegere delicten kritisch onderzoekt en aan terugvalpreventie werkt, die heeft recht op zorg, op een verbeterde levenskwaliteit zoals iedereen. Therapie moet niet bestraffend werken. Daar bestaat justitie voor.