Vragen - FAQ

Er leven in de samenleving heel wat vragen over hulp aan plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit gedrag en zeker seksueel misbruik op kinderen beroert velen tot in hun hart. Hulp aan plegers van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag is dan ook een thema waarvoor veel belangstelling bestaat. Ofwel zijn de verwachtingen hoog gespannen en is er een nieuwsgierigheid wat deze hulp allemaal kan waarmaken. Ofwel is er ongeloof en wantrouwen en stelt men zich vragen of er wel een alternatief is voor levenslange opsluiting. I.T.E.R. wordt dan ook met vele vragen geconfronteerd. We willen in deze rubriek de meest gestelde vragen beantwoorden, omdat we ervan uitgaan dat deze vragen terecht zijn. De maatschappij investeert geld in gespecialiseerde hulpcentra en heeft dus recht op antwoorden.

Deze webstek gaat niet over misbruik in het algemeen maar over hulp aan plegers. Toch vinden we het nuttig om ook enkele vragen over misbruik te beantwoorden, omdat dit duidelijk maakt hoe we er mee aan de slag gaan. Bij de meeste vragen hebben we één belangrijk artikel of boek vermeld waarin de geïnteresseerde lezer zich verder kan verdiepen.

8 - Leiden seksueel deviante fantasieën altijd naar misbruik?

< Terug naar overzicht

Seksuele deviantie (afwijking) is een term die op heel verschillende manieren gebruikt wordt. Soms vallen er alle mogelijke vormen van seksueel gedrag onder die buiten de gebruikelijke sociale of statistische norm vallen. Een seksueel deviante fantasie is dan het ervaren van seksuele opwinding bij het fantaseren over afwijkende seksuele voorkeuren. Fantaseren moet hier in de hele brede betekenis van het woord begrepen worden. Het hoeft dus niet te gaan om “een innerlijk filmpje dat zich met duidelijke beelden in het hoofd afspeelt”. Dat kan, maar fantasieën kunnen ook seksuele herinneringen zijn (prettige en traumatische), verlangens zonder dat er beelden bij zijn, inleving op basis van pornomateriaal of van verhalen, inbeelding die vertrekt van reële situaties (een jongen op straat gezien, …), enzovoort …

Onderzoek toont aan dat deviante fantasieën en seksueel misbruik vaak samengaan, maar dat hoeft niet. Men heeft een onderscheid gevonden tussen misbruik dat voornamelijk vanuit een seksuele gedrevenheid gepleegd wordt en misbruik om andere motieven (bv. dominantie, woede, vernedering, minderwaardigheidsgevoelens...
Bij sommige plegers spelen seksueel deviante fantasieën dus maar een beperkte rol.

Anderzijds is het ook zo dat veel mensen met seksueel deviante fantasieën nooit misbruik plegen en er ook geen neiging toe hebben. Uit verschillende Amerikaanse onderzoekingen blijkt dat 15 à 20 % van de volwassen Amerikaanse bevolking als erotisch ideaal (een ingebeelde seksuele partner waarbij men de hoogste opwinding ervaart) een minderjarige heeft. Wil dit zeggen dat 15 à 20 % van de bevolking minderjarigen wil misbruiken? Gelukkig niet. Fantaseren is iets anders dan doen.
Vroeger ging men ervanuit dat het veranderen (of onderdrukken) van deviante fantasieën de belangrijkste methode was om misbruik te voorkomen. Nu weten we dat dit geen zin heeft, indien in therapie niet tegelijkertijd ook andere probleemdomeinen in het leven van de pleger worden aangepakt.

Het is echter wel zo dat wie reeds misbruik gepleegd heeft én seksueel deviante fantasieën heeft, zich verantwoordelijk moet leren voelen voor wat hij met zijn fantasieën doet. Het opkomen van een fantasie kan niet gecontroleerd worden, wel wat men ermee doet. Wie misbruik gepleegd heeft, zou zich ervan moeten weerhouden om zijn fantasieën zelf in deviante richting te stimuleren door actief beeldmateriaal op te zoeken en zich erbij te masturberen.

Araji S. & D. Finkelhor (1986). Abusers: a Review of the Research. In D. Finkelhor (ed) A Sourcebook on Child Sexual Abuse. Newbury Park, CA: Sage, 94-106.

Print